Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 580, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 21, §§ 2 en 8, van de voormelde wet van 13 juni 1966, in die zin geïnterpreteerd dat zij niet elk beroep op de
rechterlijke macht uitsluiten tegen beslissingen waarmee wordt geweigerd te verzaken aan het terugvorderen van de door de Rijksdienst voor Pensioenen onterecht betaalde uitkeringen, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenh
ang gelezen met het beginsel van de scheiding der machten verva
...[+++]t in de artikelen 33, 36, 37 en 40 van de Grondwet, volgens hetwelk het de rechterlijke macht is verboden zich in de plaats te stellen van de organen van actief bestuur.
La Cour est invitée à se prononcer sur la compatibilité des articles 580, 2°, du Code judiciaire et 21, §§ 2 et 8, de la loi du 13 juin 1966 précitée, interprétés comme n'excluant pas tout recours judiciaire contre des décisions refusant de renoncer à récupérer des prestations indûment payées par l'Office national des pensions, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec le principe de la séparation des pouvoirs contenu dans les articles 33, 36, 37 et 40 de la Constitution selon lequel il est interdit au pouvoir judiciaire de se substituer aux organes de l'administration active.