Beide voorstellen strekten ertoe de interlandelijke adoptie te vergemakkelijken, want het feit dat een kind na zijn overbrenging naar de Staat van opvang niet meer zou worden beschermd door het verdrag om de eenvoudige reden dat het de leeftijd van 18 jaar had bereikt voor het einde van de eigenlijke adoptieprocedure, werd als onaanvaardbaar beschouwd.
L'idée qui inspirait ces deux propositions était de faciliter l'adoption internationale, car on estimait inacceptable qu'un enfant, après son déplacement vers l'État d'accueil, ne puisse être protégé par la Convention pour la simple raison qu'il aurait atteint l'âge de dix-huit ans avant que la procédure d'adoption ait pris fin.