3. Wanneer de lidstaten ten behoeve van lid 2 beoordelen of andere, minder dwingende maatregelen kunnen worden toegepast, overwegen zij alternatieven voor bewaring zoals het zich regelmatig melden bij de instanties, het stellen van een borgsom, de verplichting om op een bepaalde plaats te blijven of andere maatregelen om het risico op onderduiken tegen te gaan.
3. Lorsqu’ils envisagent l’application d’autres mesures moins coercitives aux fins du paragraphe 2, les États membres prennent en considération les alternatives à la rétention telles que l'obligation de se présenter régulièrement aux autorités, de déposer une garantie financière ou de demeurer en un lieu déterminé, ou d’autres mesures destinées à éviter tout risque de fuite.