Zowel met betrekking tot het 2° als tot het 3° merkt het Hof op dat uitsluitend de instelling, naar gelang van het geval, van een voorschot op de aanvullende heffing of van een « bijkomende » heffing wordt betwist zonder dat de verzoekende partijen kritiek leveren op de nadere regels van de aangifte en de storting van dat voorschot of die heffing, noch op de besteding van de opbrengst ervan.
La Cour observe que, tant en ce qui concerne le 2° que le 3°, c'est exclusivement l'instauration, selon le cas, d'une avance sur la cotisation complémentaire ou d'une cotisation « supplémentaire » qui est contestée sans que ne soient critiquées par les requérantes les modalités de déclaration et de versement de cette avance ou de cette cotisation, ni l'affectation du produit de celles-ci.