In het Belgische publiekrechtelijk bestel wordt een onderscheid gemaakt tussen de burgerrechten van de eerste generatie (vrijheid van vereniging, meningsuiting, vergadering en betoging, vrije toegang tot het gerecht) en die participatieve rechten, waarbij de onaantastbaarheid van de eerstgenoemde rechten wordt bevestigd en waarbij sommige van de laatstgenoemde rechten bij wijze van sanctie kunnen worden afgenomen.
Le régime de droit public belge distingue les droits civils de la première génération (liberté d'association, d'expression, de réunion et de manifestation, libre accès à la justice) de ces droits-participations, en affirmant le caractère intangible des premiers et en sanctionnant de déchéance les seconds, du moins certains d'entre eux.