11. stelt vast dat de rechterlijke macht overeenkomstig de ACTA een bevel kan uitvaardigen (d.w.z. een dwangbevel in artikel 2.X) tegen een Partij of tegen een derde Partij; merkt op dat deze bevoegdheid verder gaat dan de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, die alleen voorziet in bevelen “om een dreigende inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te voorkomen”; volgens deze richtlijn kan het gerechtelijke bevel bovendien slechts op derde partijen van toepassing zijn indien zij bij de inbreuk betrokken zijn;
11. fait valoir que l'ACAC permet aux autorités judiciaires de prononcer, à l'encontre d'une partie ou d'une tierce partie, une ordonnance (à savoir une injonction prévue par l'article 2.X); constate que ce pouvoir d'injonction va au-delà de ce que prévoit la directive relative aux mesures pénales visant à assurer le respect des droits de propriété intellectuelle, qui n'autorise qu'une injonction de "prévenir toute atteinte imminente"; rappelle en outre que les tiers doivent, selon cette directive, être impliqués dans l'infraction pour pouvoir être l'objet d'une ordonnance de l'autorité judiciaire;