In principe zal de BMA er over het algemeen van uitgaan dat : - bewijsmateriaal dat dateert van de periode waarin de feiten hebben plaatsgevonden, een grotere kwalitatieve waarde heeft dan later opgesteld bewijsmateriaal; - bewijsmateriaal dat rechtsreeks relevant is voor de betrokken feiten een grotere kwalitatieve waarde heeft dan materiaal dat onrechtstreeks relevant is; en - bewijsmateriaal dat op zichzelf staat een hogere waarde heeft dan materiaal dat bevestigd moet worden door andere bronnen ingeval van betwisting.
En principe, l'ABC estimera généralement que : - les éléments de preuve datant de la période à laquelle les faits se rapportent ont une valeur qualitative plus élevée que les éléments de preuve établis ultérieurement, - les éléments de preuve se rapportant directement aux faits en cause ont une valeur qualitative plus élevée que les éléments s'y rapportant indirectement, et - les éléments de preuve qui sont suffisants par eux-mêmes ont une valeur plus élevée que les éléments de preuve devant être corroborés par d'autres sources en cas de contestation.