Dergelijke bepaling doet in niets afbreuk aan het principe van de onafhankelijkheid van de rechters en ligt volledig in de lijn van de uitdrukkelijke toekenning van bevoegdheid die de wetgever krachtens artikel [154] van de Grondwet nu reeds geniet om de wedde van de leden van de rechterlijke orde te bepalen » (Parl. St. Kamer, B.Z. 1979, nr. 10-11/1, p. 2).
Pareille disposition ne porte aucunement atteinte au principe de l'indépendance des juges et se situe entièrement dans la ligne de l'octroi formel de la compétence dont le législateur est déjà investi en vertu de l'article [154] de la Constitution en ce qui concerne la fixation du traitement des membres de l'ordre judiciaire » (Doc. parl., Chambre, S.E. 1979, n° 10-11/1, p. 2).