Uit de in B.1.2 aangehaalde memorie van toelichting b
ij de bestreden wet blijkt dat de wetgever met de bestreden hervorming het systeem van
de rolrechten heeft willen vereenvoudigen, de rechtzoekende heeft willen res
ponsabiliseren, een budgettair oogmerk heeft beoogd en « de rolrechten in verhou
ding [heeft willen] brengen met de werkingskost ...[+++]en van de rechtspraak » (Parl. St., Kamer, 2014-2015, DOC 54-0906/001, p. 5).
Il ressort de l'exposé des motifs de la loi attaquée, cité en B.1.2, que par la réforme attaquée, le législateur a entendu simplifier le système des droits de rôle, responsabiliser le justiciable, réaliser des économies budgétaires et « rendre les droits de mise au rôle proportionnels aux frais de fonctionnement de la jurisprudence » (Doc. parl., Chambre, 2014-2015, DOC 54-0906/001, p. 5).