In haar uiteenzetting van het middel voert de verzoekende partij aan dat de uitsluiting van het recht op maatschappelijke dienstverlening, zoals die door de wetgever blijkbaar werd gewild, in strijd is met de rechtspraak van het Hof, neergelegd in de arresten nrs. 51/94, 43/98, 46/98 en 80/99.
Dans son exposé du moyen, la partie requérante fait valoir que l'exclusion du droit à l'aide sociale, apparemment voulue par le législateur, est contraire à la jurisprudence de la Cour d'arbitrage contenue dans les arrêts n 51/94, 43/98, 46/98 et 80/99.