de doeltreffendheid van de stimuleringsmaatregelen voor biobrandstoffen uit grondstoffen waarvoor geen land wordt gebruikt en gewassen die geen voedselgewassen zijn op grond van artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG, met inbegrip van de vraag of de Unie als geheel geacht wordt 0,5 procentpunt in absolute energie-inhoud van het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in alle vormen van vervoer in 2020 te bereiken met biobrandstoffen die worden geproduceerd uit grondstoffen en uit andere brandstoffen welke zijn vermeld in bijlage IX, deel A.
l'efficacité des incitations prévues en faveur des biocarburants produits à partir de matières premières n'utilisant pas de sols ou à partir de cultures non alimentaires, en application de l'article 3, paragraphe 4, de la directive 2009/28/CE, en indiquant notamment si l'on s'attend à ce que, dans l'ensemble de l'Union, 0,5 point de pourcentage en termes de contenu énergétique de la part de l'énergie produite à partir de sources renouvelables dans toutes les formes de transport en 2020 provienne de biocarburants produits à partir de matières premières et d'autres carburants énumérés à l'annexe IX, partie A.