1992 vóór de wijziging ervan bij de wet van 4 mei 1999, zoals het door de rechtspraak werd geïnterpreteerd, vermits, zoals de minister tegelijkertijd zelf toegeeft, sedert het arr
est van het Hof van Cassatie van 26 mei 1994, de verdoken winsten die niet in het vennootschapsvermogen worden teruggevonden, niet automatisch bedoeld werden in artikel 219 van het W.I. B. 1992. Met toepassing van het beginsel dat een opeenstapeling van vermoedens geen waarde heeft
, zou een vermoeden immers niet het feit of het bekende element kunnen vormen
...[+++]waarop een nieuw vermoeden zou kunnen worden gegrond.
1992 avant sa modification par la loi du 4 mai 1999, tel qu'il a été interprété par la jurisprudence, puisque, comme le ministre l'admet lui-même en même temps, depuis l'arrêt de la Cour de cassation du 26 mai 1994, les bénéfices dissimulés qui ne se retrouvent pas dans le patrimoine de la société n'étaient pas automatiquement visés par l'article 219 du C. I. R. 1992. En effet, en application de l'adage « présomption sur présomption ne vaut », une présomption ne peut constituer le fait ou l'élément connu sur lequel pourrait se fonder une nouvelle présomption.