Indien het kind na afloop van de in de in artikel 1 a bedoelde beslissing vastgestelde periode van uitoefening van het omgangs- en verblijfsrecht niet wordt teruggebracht naar de ouder die het gezag uitoefent, kan deze de onmiddellijke terugkeer van het kind vragen aan het in artikel 12 bedoelde centrale orgaan van de lidstaat waar de ouder zijn gewone verblijfplaats heeft of waar het kind verblijft.
À défaut de restitution de l'enfant, à l'issue de la période du droit de visite et d'hébergement fixée par la décision visée à l'article 1er, au parent qui en a la garde, ce dernier peut en réclamer le retour immédiat à l'organe central, visé à l'article 12, de l'État membre du lieu de sa résidence habituelle ou du lieu de séjour de l'enfant.