De wetgever vermocht te vrezen dat om redenen die geen verband houden met het algemeen belang, de partij die zich benadeeld acht, op een ongepaste manier gebruik zou maken van haar recht om de minderjarige rechtstreeks te dagvaarden waardoor de bescherming van de minderjarige in het gedrang zou komen.
Le législateur a pu redouter que, pour des motifs étrangers à l'intérêt général, la partie qui s'estime lésée n'use de manière intempestive du droit de citer directement le mineur d'âge, ce qui mettrait en péril la protection de celui-ci.