Art. 3. Voor iedere hoeveelheid van 1.000.000 uitgegeven biljetten wordt het aantal loten bepaald op 302.686, die als volgt worden verdeeld : 1 lot met een wekelijks uit te keren levenslange rente ten bedrage van 1.000 euro, 10 loten van 5.000 euro, 25 loten van 500 euro, 50 loten van 250 euro, 100 loten van 100 euro, 1.000 loten van 50 euro, 3.000 loten van 30 euro, 10.000 loten van 20 euro, 20.000 loten van 15 euro, 40.000 loten van 9 euro, 228.500 loten van 6 euro.
Art. 3. Par quantité de 1.000.000 billets émis, le nombre de lots est fixé à 302.686, lesquels se répartissent en 1 lot consistant en une rente à vie payable à concurrence de 1.000 euros par semaine, 10 lots de 5.000 euros, 25 lots de 500 euros, 50 lots de 250 euros, 100 lots de 100 euros, 1.000 lots de 50 euros, 3.000 lots de 30 euros, 10.000 lots de 20 euros, 20.000 lots de 15 euros, 40.000 lots de 9 euros et 228.500 lots de 6 euros.