De ontwerprichtlijn voorziet dat lidstaten evenwel kunnen toestaan (10) dat er toch andere tussenpersonen dan gemandateerde agenten zouden mogen optreden voor een beleggingsonderneming (of kredietinstelling) op voorwaarde dat hun handelingen beperkt zijn (bijvoorbeeld enkel plaatsen van orders, geen cross border transacties) en zij geen gelden mogen ontvangen van de spaarders.
Le projet de directive prévoit que les États membres peuvent toutefois autoriser (10) que des intermédiaires autres que les agents mandatés interviennent au nom d'un organisme d'investissement (ou d'un établissement de crédit) à condition que leurs actes soient limités (p. ex. uniquement le placement d'ordres, pas de transactions cross border) et qu'ils ne reçoivent pas de fonds des épargnants.