De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op het verschil in behandeling dat, volgens de door de verwijzende rechter in aanmerking genomen interpretatie van de in het geding zijnde bepa
lingen, zou bestaan onder rechtspersonen naargelang zij bij de gewone rechtscolleges een rechtsvordering instellen die in overeenstemming is met een
van hun statutaire doelen en ertoe strekt een einde te maken aan onmenselijke en vernederende behandelingen in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dan wel zij bij
...[+++]het Hof met hetzelfde doel of enkel met een statutair doel een beroep tot vernietiging instellen : de eersten zouden hun vordering onontvankelijk verklaard zien krachtens de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek in die interpretatie dat hun belang om in rechte op te treden alleen datgene omvat wat betrekking heeft op het bestaan van de rechtspersoon, de vermogensgoederen en de morele rechten ervan, terwijl de tweeden hun vordering ontvankelijk verklaard zullen kunnen zien overeenkomstig artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof.La première que
stion préjudicielle porte sur la différence de traitement qui, selon l'interprétation des dispositions en cause retenue par le juge a quo, existerait entre personnes morales suivant qu
'elles introduisent devant les juridictions judiciaires une action en justice conformément à un de leurs buts statutaires et visant à faire cesser des traitements inhumains et dégradants au sens
...[+++] de l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme ou qu'elles introduisent un recours en annulation devant la Cour dans le même but ou dans un simple but statutaire : les premières verraient leur action déclarée irrecevable en vertu des articles 17 et 18 du Code judiciaire dans l'interprétation selon laquelle leur intérêt à agir ne comprend que ce qui concerne l'existence de la personne morale, ses biens patrimoniaux et ses droits moraux alors que les secondes pourront voir leur action déclarée recevable conformément à l'article 2, 2°, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle.