Overwegende dat met betrekking tot de uitzondering van artikel 92, lid 3, sub b),
van het Verdrag de betrokken steunmaatregel geen enk
el aspect bevat waardoor zij kan worden aangemerkt als een project van gemeenschappelijk Europees belang of als een middel om een ernstige verstoring in de economie van een Lid-Staat op te heffen, waarvan de bevordering een uitzondering krachtens artikel 92, lid 3, sub b), van het Verdrag op de on
verenigbaarheid van steunmaatregelen bedoeld ...[+++] in artikel 92, lid 1, van het Verdrag rechtvaardigt; dat België deel uitmaakt van de centrale gebieden van de Gemeenschap, dit wil zeggen van die welke in communautair verband niet de ernstigste sociale en economische problemen kennen, terwijl zij wel de gebieden zijn waar het risico van een tegen elkaar opbieden met steunmaatregelen uiterst reëel is en waar iedere steunmaatregel meer dan elders het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden; dat anderzijds de sociaal-economische gegevens die met betrekking tot België beschikbaar zijn geen elementen bevatten op grond waarvan kan worden geconcludeerd tot het bestaan van een ernstige verstoring in zijn economie als door het Verdrag bedoeld; dat de steunmaatregel van de Belgische Regering niet het oogmerk heeft om aan een dergelijke situatie het hoofd te bieden; considérant que, en ce qui concerne les dérogations de l'article 92 paragraphe 3 sous b) du traité CEE, l'aide en question ne présente aucun aspect permettant de la qualifier de projet d'intérêt européen commun ou de projet susceptible de remédier à une perturbation grave de l'économie
d'un État membre et dont la promotion justifie une dérogation, au titre de l'article 92 paragraphe 3 sous b) du traité CEE, à l'incompatibilité des aides prévues par l'article 92 paragraphe 1 du traité CEE; que la Belgique fait partie des régions centrales de la Communau
té, c'est-à-dire de celles ...[+++] qui ne connaissent pas, dans un contexte communautaire, les problèmes sociaux et économiques les plus graves, alors qu'en même temps le risque de surenchère des aides est des plus réels et que, plus qu'ailleurs, toute aide serait susceptible d'affecter les échanges entre États membres; que, d'autre part, dans des informations socio-économiques disponibles relatives à la Belgique, il n'y a pas d'élément permettant de conclure à l'existence d'une perturbation grave de son économie telle que celle visée par le traité; que l'intervention du gouvernement belge n'a pas finalité de faire face à une telle situation;