Twee potentieel tegenstrijdige, dwingende beginselen komen hierbij met elkaar in botsing : enerzijds is er het beginsel van het zoeken naar de waarheid — dat verantwoordt dat de burgerlijke rechtbanken een soevereine appreciatiebevoegdheid moeten behouden om, indien zij mogelijke fouten vaststellen in vonnissen in strafzaken waarmee hun eigen beslissingen moeten stroken, deze fouten recht te zetten — en anderzijds staat daartegenover het beginsel van stabiliteit en sociale rust — dat integendeel moet voorkomen dat een uitspraak van een strafrechtbank in twijfel wordt getrokken en dat deze instantie zodoende in diskrediet wordt gebracht.
Deux impératifs potentiellement contradictoires s'affrontent en l'espèce: un impératif de recherche de la vérité — au nom duquel il conviendrait de conserver aux tribunaux civils un souverain pouvoir d'appréciation leur permettant de redresser les erreurs possibles quand ils en aperçoivent dans les jugements répressifs qui commandent leurs propres décisions — et un impératif de stabilité et de paix sociale — qui devrait au contraire conduire à ce que l'on ne puisse pas jeter le discrédit sur la justice pénale en remettant en cause les décisions qu'elle a prononcées.