Artikel 1. Zolang de federale overheid zorgt voor de dienst van de gewestelijke belastingen bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 februari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, de opbrengst van de nalatigheidsintresten en van de forfaitaire en proportionele fiscale boeten en de last van de verwijlintresten, met betrekking tot elk van die gewestelijke belastingen, worden respectievelijk toegekend aan het Gewest of gedragen door het Gewest waaraan de opbrengst van die belasting is toegewezen.
Article 1. Tant que l'autorité fédéral qui assure le service des impôts régionaux visés à l'article 3, alinéa 1, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, le produit des intérêts de retard et des amendes fiscales fixes et proportionnelles et la charge des intérêts moratoires, afférents à chacun de ces impôts sont respectivement alloué à la Région et supportée par la Région à laquelle est attribué le produit de cet impôt.