In hun derde middel, afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zijn de verzoekers van mening dat artikel 21 van het decreet een discriminatie invoert tussen de minderjarigen die thuis onderwijs volgen en, bij niet-slagen voor de proef of de examens, zullen moeten worden ingeschreven in een door de Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde school, en de anderen, die hun schoolcursus zullen kunnen voortzetten zonder van inrichting te veranderen, ook al slagen zij niet of lopen zij een schoolachterstand op.
Dans leur troisième moyen, pris de la violation des articles 10 et 11 de la Constitution, les requérants estiment que l'article 21 du décret crée une discrimination entre les mineurs scolarisés à domicile qui, en cas d'échec à l'épreuve ou aux examens, devront être inscrits dans une école organisée ou subventionnée par la Communauté, et les autres, qui pourront poursuivre leur cursus scolaire sans changer d'établissement, même en cas d'échec ou de retard scolaire.