De geldsom die door de procureur des Konings kan worden gevraagd in het kader van een minnelijke schikking mag niet meer bedragen dan het maximum van de in de wet bepaalde geldboete, verhoogd met de opdeciemen en dient in verhouding te staan tot de zwaarte van het misdrijf (Artikel 216bis, par. 1, vierde lid W. SvCOOPMAN, B. en HENS, K, De verruimde minnelijke schikking: de deus ex machina voor fiscale strafdossiers?, Fiscale Actualiteit, nr. 32, week 15-21 september 2012, p.8).
La somme d'argent qui peut être réclamée par le procureur du Roi dans le cadre d'une transaction ne peut être supérieure au maximum de l'amende prévue par la loi, majorée des décimes additionnels, et doit être proportionnelle à la gravité de l'infraction (Article 216bis, par. 1, quatrième alinéa CIC COOPMAN, B. en HENS, K, De verruimde minnelijke schikking: de deus ex machina voor fiscale strafdossiers?, Fiscale Actualiteit, nr. 32, week 15-21 septembre 2012, p.8).