Art. 3. § 1. De ontslagen werklieden, bedoeld in artikel 2, § 1, die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en tijdens de periode van 1 januari 2008
tot en met 30 juni 2009 jaar of ouder zijn en die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een beroepsverleden van tenminste 40 jaar als loontrekkende kunnen rechtvaardigen en die gedurende
deze periode recht verkrijgen op wettelijke werkloosheidsvergoedingen, ontvangen een aanvullende vergoeding, zoals bedoeld in artikel 5,
ten laste ...[+++]van het " Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding" .
Art. 3. § 1. Les travailleurs licenciés, visés à l'article 2, § 1, qui au moment de la cessation de leur contrat de travail et, pendant la période du 1 janvier 2008 au 30 juin 2009 inclus, ont atteint l'âge de 56 ans ou plus et peuvent justifier d'un passé professionnel en tant que salarié(e) d'au moins 40 années et qui obtiennent pendant cette période le droit à des indemnités de chômage légales, reçoivent une indemnité complémentaire comme visée à l'article 5, à charge du " Fonds de sécurité d'existence de la préparation du lin" .