Deze laatste bepaling is bedoeld om te voorkomen dat, indien de opdracht van de directeurs als een rechtsprekende opdracht zou worden aangemerkt, tegen de beslissingen van de directeurs van de belastingen en de door hen gedelegeerde ambtenaren over de geschillen betreffende de aanslagjaren vóór 1999 bezwaren zouden worden ingediend waarin de door het Arbitragehof vastgestelde schending van de Grondwet zou worden aangevoerd.
Cette dernière disposition tend, en ce qui concerne les litiges relatifs aux exercices d'imposition antérieurs à celui de 1999, à prévenir les griefs déduits de la violation de la Constitution constatée par l'arrêt de la Cour d'Arbitrage qui pourraient être dirigés contre les décisions des directeurs des contributions et de leurs délégués si la mission de ceux-ci était qualifiée de juridictionnelle.