Wat vertoningen en vermakelijkheden betreft, betrekt de verwijzende rechter evenwel in zijn vraag artikel 36 van de wet van 24 december 1948 ter interpretatie van het in het geding zijnde artikel 464, 1°, van het WIB 1992.
A propos des spectacles et des divertissements, le juge a quo invoque toutefois dans sa question l'article 36 de la loi du 24 décembre 1948 en vue de l'interprétation de l'article 464, 1°, en cause, du CIR 1992.