De Lid-Staten zien erop toe dat de onder hun bevoegdheid vallende televisie-omroeporganisaties, behoudens een andersluidende overeenkomst tussen de houders van de rechten en de omroeporganisatie, geen films uitzenden binnen een termijn van twee jaar na de aanvang van de exploitatie daarvan in de bioscopen in een van de Lid-Staten; in het geval van coprodukties van films waaraan de omroeporganisatie heeft meegewerkt, is deze termijn één jaar.
Les États membres veillent à ce que les organismes de radiodiffusion télévisuelle relevant de leur compétence ne procèdent à aucune diffusion d'oeuvres cinématographiques, sauf accord contraire entre les détenteurs de droits et l'organisme de radiodiffusion télévisuelle, avant l'expiration d'un délai de deux ans après le début de l'exploitation de cette oeuvre dans les salles de cinéma dans un des États membres de la Communauté; dans le cas d'oeuvres cinématographiques coproduites par l'organisme de radiodiffusion télévisuelle, ce délai est d'un an.