Bijgevolg antwoordt het Hof dat de weigering door de autoriteiten van een lidstaat om de naam van een onderdaan van die staat in al zijn onderdelen te erkennen, zoals hij in een tweede lidstaat, waarin deze onderdaan woonachtig is, is vastgesteld bij zijn adoptie op volwassen leeftijd door een onderdaan van die tweede lidstaat, wanneer die achternaam een adellijke titel bevat die in de eerste lidstaat niet is toegestaan op grond van zijn grondwettelijk recht, geen ongerechtvaardigde inbreuk vormt op de vrijheid van de burgers van de Unie om te reizen en te verblijven.
Par conséquent, la Cour répond que le refus des autorités d’un État membre de reconnaître, dans tous ses éléments, le nom d'un de ses ressortissants, tel qu’il a été déterminé dans un second État membre lors de son adoption à l’âge adulte par un ressortissant de ce dernier, dès lors que ce nom comprend un titre de noblesse non admis dans le premier État membre au titre de son droit constitutionnel, ne constitue pas une atteinte injustifiée à la libre circulation et au libre séjour des citoyens de l’Union.