De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet is samenhang gelezen met artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van de artikelen 3 van de programmawet van 22 december 2008, 22 van de programmawet van 23 december 2009 en 167 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen (I), die artikel 134 van de wet van 22 mei 2003 hebben ingevoegd en vervolgens gewijzigd, door te voorzien in een gefaseerde tenuitvoerlegging (respectievelijk 1 januari 2009,
2010, 2011) van de ...[+++]class=yellow3>gemeenrechtelijke verjaringsregeling voor schuldvorderingen van de Staat, en die op die manier aanleiding zouden geven tot een niet te verantwoorden verschil in behandeling tussen schuldeisers van de Staat, naargelang zij zich wenden tot het ene of het andere orgaan van de Staat.
La seconde question préjudicielle porte sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 26 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques et avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme, des articles 3 de la loi-programme du 22 décembre 2008, 22 de la loi-programme du 23 décembre 2009 et 167 de la loi du 29 décembre 2010 portant des dispositions diverses (I), qui ont inséré puis modifié l'article 134 de la loi du 22 mai 2003, en prévoyant une mise en oeuvre séquencée (resp
ectivement le 1 janvier 2009, 2010 et 2011) du rég ...[+++]ime de droit commun de la prescription des créances de l'Etat, et qui créeraient ainsi une différence de traitement injustifiable entre créanciers de l'Etat selon qu'ils s'adressent à l'un ou l'autre organe de l'Etat.