« Schendt artikel 7, § 13, tweede lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals gewijzigd bij artikel 112 van de wet van 30 december 1988, in die zin geïnterpreteerd dat het de verjaring van de vordering van de RVA tot invordering van de door de werklozen onterecht ontvangen werkloosheidsuitkeringe
n onderwerpt aan de gemeenrechtelijke verjaringstermijn die sinds 27 juni 1998 bij artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen [betreffende de verjaring], is vastgesteld op tien jaar, het in de artikelen 10 en
...[+++]11 van de Grondwet vervatte beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in zoverre het de werklozen aan twee verschillende verjaringstermijnen van de vordering tot invordering van de onterecht ontvangen werkloosheidsuitkeringen onderwerpt naargelang zij onverschuldigde betalingen verschuldigd zijn ten aanzien van de RVA (gemeenrechtelijke verjaringstermijn, namelijk tien jaar) of ten aanzien van de uitbetalingsinstellingen (het vorderingsrecht dat na drie jaar verjaart, wordt op vijf jaar gebracht wanneer de onverschuldigde betaling het gevolg is van arglist of bedrog van de werkloze) ?« Interprété comme soumettant la prescription de l'action de l'ONEm en recouvrement des allocations de chômage perçues indûment par les chômeurs au délai de prescription de droit commun fixé depuis le 27 juin 1998 à 10 ans par l'article 2262bis du Code civil inséré par la loi du 10 juin 1998 modifiant cert
aines dispositions [en matière de prescription], l'article 7, § 13, alinéa 2, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs tel que modifié par l'article 112 de la loi du 30 décembre 1988 viole-t-il le principe d'égalité et de non-discrimination contenu au sein des articles 10 et 11 de la Constituti
...[+++]on en ce qu'il soumet les chômeurs à deux délais différents de prescription de l'action en recouvrement des allocations de chômage perçues indûment selon qu'ils sont redevables d'un indu à l'égard de l'ONEm (délai de prescription de droit commun, soit 10 ans) ou à l'égard des organismes de paiement (droit d'action se prescrivant par 3 ans porté à 5 ans lorsque le paiement indu résulte de la fraude ou du dol du chômeur) ?