« Schendt artikel 4, § 2, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de inverdenkinggestelde slechts over een termijn van 24 uren beschikt om tegen een beschikking van de raadkamer waarbij een opschorting wordt gelast, hoger beroep aan te tekenen voor wat de gerechtskosten betreft, terwijl men overeenkomstig artikel 6 van diezelfde wet 15 dagen heeft om beroep aan te tekenen voor zover het de regeling van de burgerlijke belangen betreft, te meer daar de veroordeling tot de gerechtskosten een burgerlijk karakter vertoont ?
« L'article 4, § 2, de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en tant que l'inculpé ne dispose que d'un délai de 24 heures pour faire opposition, en ce qui concerne les frais, à l'ordonnance de la chambre du conseil prononçant la suspension, alors que conformément à l'article 6 de cette même loi, l'on a 15 jours pour interjeter appel pour autant qu'il s'agisse du règlement des intérêts civils, d'autant plus que la condamnation aux frais de justice présente un caractère civil?