Eigenlijk heeft de wijziging betrekking op het volgende : in de eerste versie is de getuige getuige van het bestaan van een schriftelijk document en vervult hij een formele voorwaarde, alsof dit het definitieve bewijs is van de wil van de patiënt. In de geamendeerde tekst getuigt de getuige enerzijds van de wil die de patiënt heeft geuit en anderzijds van het feit dat de patiënt niet in staat is zijn wil schriftelijk uit te drukken. In het tweede geval gaat het dus om het vervullen van een inhoudelijke voorwaarde.
La modification porte en définitive sur la différence suivante : dans la version antérieure, le témoin est le témoin de l'existence d'un écrit, c'est-à-dire d'une condition de forme comme si elle constituait quod non la preuve définitive de la volonté du patient, tandis que dans la version amendée, il témoigne, d'une part, de la volonté manifestée par le patient question de fond et, d'autre part, de son inaptitude à exprimer cette volonté par écrit.