« Art. 3. De minister tot wiens bevoegdheid de oorlogsslachtoffers behoren, doet in laatste aanleg uitspraak over de aanvragen ingediend tot erkenning van de statuten als bedoeld in artikel 1, op grond van een door de dienst van de oorlogsslachtoffers behandeld dossier, onverm
inderd het recht op herziening waarin is voorzien bij artikel 4 van de wet van 24 juli 1952 betreffende de procedure inzake de statuten der burgerlijke weerstanders en werkweigeraars, der gedeporteerden voor de verplichte arbeidsdienst tijdens de oorlog 1940-1945, der buit
enlanders politieke gevangenen en hun re ...[+++]chthebbenden en der weerstanders door de sluikpers.
« Art. 3. Le ministre qui a la compétence des victimes de la guerre dans ses attributions statute, en dernier ressort, sur les demandes introduites en reconnaissance des statuts visé à l'article 1, sur base d'un dossier instruit par le service des victimes de la guerre, sans préjudice du droit de révision prévu par l'article 4 de la loi du 24 juillet 1952 relative à la procédure en matière de statuts des résistants civils et des réfractaires, des déportés pour le travail obligatoire de la guerre 1940-1945, des étrangers prisonniers politiques et de leurs ayants droit et des résistants par la presse clandestine.