Weliswaar dient de minister van Justitie, bij de uitoefening van die bevoegdheid, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in acht te nemen, maar uit artikel 151, § 1, van de Grondwet volgt noodzakelijkerwijze dat de uit artikel 12, tweede lid, van de Grondwet voortvloeiende vereiste van voorspelbaarheid niet dezelfde draagwijdte heeft inzake de toelaatbaarheid van de minnelijke schikking als inzake de strafbaarstelling van gedragingen.
Lors de l'exercice de cette compétence, le ministre de la Justice doit certes respecter les articles 10 et 11 de la Constitution, mais il découle nécessairement de l'article 151, § 1, de la Constitution que l'exigence de prévisibilité résultant de l'article 12, alinéa 2, de la Constitution n'a pas la même portée en matière d'admissibilité de la transaction qu'en matière d'incrimination de comportements.