2. Schendt artikel 13, § 5, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, zoals gewijzigd bij de wet van 29 april 1996, de artike
len 10 en 11 van de Grondwet, doordat het in geen geval toestaa
t - en dus ook niet indien zij bewijz
en dat zij voordeel haalden uit het loon van de getroffene - dat de kinderen die de procedure tot vaststelling van de afstamming na het overlijden ten gevolge van het arbeidsongeval hebben ingesteld, het voordeel genieten van een rente bedoeld in
...[+++]artikel 13, terwijl artikel 20 van die wet, gelezen in samenhang met de artikelen 15, 16 of 17 van diezelfde wet, een rente tot vergoeding van het dodelijk arbeidsongeval toekent aan de ascendenten, kleinkinderen, broers en zusters van de getroffene, die het bewijs hebben kunnen leveren dat zij voordeel haalden uit het loon van de getroffene ?2. L'article 13, § 5, de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, tel que modifié par la loi du 29 avril
1996, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il ne permet en aucun cas - et donc même s'ils prouvent qu'ils bénéficiaient de la rémunération de la victime - aux enfants ayant entamé la procédure d'établissement de la filiation après le décès consécutif à l'accident du travail, de bénéficier d'une rente prévue à l'article 13, alors que l'article 20 de cette loi, combiné avec les articles 15, 16 ou 17 de cette même loi, accorde une rente en réparation d'accident du travail mortel aux ascendants, petits
...[+++]-enfants, frères et soeurs de la victime, ayant pu prouver avoir bénéficié de la rémunération de la victime ?