Met andere woorden, artikel 5bis van het koninklijk besluit nr. 38 en de wet van 13 juli 2005 lijken mij het gelijkheidsbeginsel van de artike
len 10 en 11 van de Grondwet te schenden, omdat publieke mandatarissen enerzijds verondersteld worden een beroepsbezigheid uit te oefenen, maar anderzijds persoonlijk vrijgesteld worden van bijdrageplicht uit hoofde van hun mandaat en de voor hen door een derde betaalde bijdragen niet beschouwd worden als bijdragen in toepassing van het koninklijk besluit nr. 38. Publieke mandatarissen die arbeidsongeschikt worden hebben daardoor geen mogelijkheid meer om de jaren tijdens welke zij het mandaat uito
...[+++]efenen, maar evenmin de jaren na het einde van hun mandaat, te laten gelijkstellen.
En d'autres termes, il me semble que l'article 5bis de l'arrêté royal n° 38 et la loi du 13 juillet 2005 violent le principe d'égalité des articles 10 et 11 de la Constitution, parce que les mandataires publiques sont, d'une part, supposés exercer une activité professionnelle mais sont, d'autre part, personnellement dispensés des cotisations obligatoires en raison de leur mandat. De surcroît, les cotisations qu'un tiers verse pour eux ne sont pas considérées comme des cotisations dues en application de l'arrêté royal n° 38.