Daarop heeft de regering dan de prijs, die zij eerder op 46 miljoen euro had gesteld, opgetrokken tot 102 miljoen euro en geen 120 miljoen euro, zoals door sommige commissieleden werd gesteld.
En réaction, le gouvernement a revu le prix — qu'il avait fixé précédemment à 46 millions d'euros — afin de le porter à 102 millions d'euros et non à 120 millions d'euros, comme l'ont dit certains commissaires.