« Art. 146 bis. — Niettegenstaande de toepassing van de artikelen 322 tot 326, wordt met gevangenisstraf van twee tot vijf jaar e
n met geldboete van honderd euro tot tweeduizend euro of met een van deze straffen alleen, alsmede met het verbod tot uitoefening gedurende een termijn van vijf tot tien jaar, van de in artikel 31 bedoelde rechten gestraft, hij die als dader, mededader of medeplichtige, door feitelijkheden, geweld, bedreigingen of psychologische dwang ten aanzien van een individu, hetzij door hem te doen vrezen dat hij zijn persoon, zijn gezin, zijn goederen of zijn betrekking schade zal berokkenen, hetzij door misbruik te make
...[+++]n van zijn lichtgelovigheid om hem te overtuigen van het bestaan van valse ondernemingen, van een ingebeelde macht of van het zich voordoen van denkbeeldige gebeurtenissen, de fundamentele rechten als bedoeld in titel II van de Grondwet schendt of die welke door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden gewaarborgd worden».« Art. 146 bis. — Nonobstant l'application des articles 322 à 326, sera puni d'un emprisonnement de deux ans à
cinq ans et d'une amende de cent euros à deux mille euros ou d'une de ces deux peines seulement, ainsi qu'à l'interdiction pour un terme de cinq ans à dix ans des droits visés à l'article 31, quiconque aura, en tant qu'auteur, coauteur ou complice, par voie de fait, violence, menaces ou manœuvres de contrainte psychologique contre un individu, soit en lui faisant craindre d'exposer à un dommage, sa personne, sa famille, ses biens ou son emploi, soit en abusant de sa crédulité pour le persuader de l'existence de fausses entrepris
...[+++]es, d'un pouvoir imaginaire ou de la survenance d'événements chimériques, porté atteinte aux droits fondamentaux visés au titre II de la Constitution et à ceux garantis par la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales».