3 . Ten aanzien van de in lid 2 bedoelde diensten kan de Lid-Staat waar de dienstverrichting wordt uitgevoerd , indien daarmede een verplaatsing van personen gepaard gaat , van de dienstverlener eisen , dat deze documenten of andere bewijsstukken voorlegt , waaruit de datum blijkt , sedert welke hij zijn beroepswerkzaamheid op diens grondgebied uitoefent .
3. Pour les prestations visées au paragraphe 2, l'État membre dans lequel celles-ci sont exécutées peut, lorsqu'elles comportent un déplacement de personnes, exiger que le prestataire présente les documents ou autre preuve desquels résulte la date à partir de laquelle il a exercé son activité professionnelle sur son territoire.