Hij wijst erop dat de verzoekende partijen, in de uiteenzetting van het middel, niet verwijzen naar het bestreden artikel 89, maar wel naar artikel 94 van dezelfde wet, dat niet in het verzoekschrift wordt beoogd, en dat artikel 210 van hetzelfde Wetboek aanvult met een lid waarin de mogelijkheden voor de rechter in hoger beroep om middelen ambtshalve aan te voeren, worden beperkt, alsook naar de inhoud van het formulier voor het instellen van hoger beroep dat als bijlage bij het koninklijk besluit van 18 februari 2016 tot uitvoering van artikel 204, derde lid, van het Wetboek van strafvordering is bekendgemaakt.
Il relève que les parties requérantes renvoient, dans le développement du moyen, non pas à l'article 89 attaqué, mais bien à l'article 94 de la même loi, non visé par la requête, qui complète l'article 210 du même Code par un alinéa limitant les possibilités pour le juge d'appel de soulever des moyens d'office, ainsi qu'au contenu du formulaire d'appel publié en annexe à l'arrêté royal du 18 février 2016 portant exécution de l'article 204, alinéa 3, du Code d'instruction criminelle.