Het Grondwettelijk Hof heeft herhaaldelijk geoordeeld dat, hoewel uit artikel 191 van de Grondwet volgt dat een verschil in behandeling waarbij een vreemdeling wordt benadeeld enkel door de wetgever kan worden ingesteld, dit grondwetsartikel niet tot doel heeft de wetgever ertoe te machtigen, wanneer hij een dergelijk verschil instelt, zich aan de inachtneming van de in Grondwet verankerde beginselen te onttrekken.
La Cour constitutionnelle a jugé à plusieurs reprises que, si seul le législateur est habilité à instaurer une différence de traitement au détriment des étrangers en vertu de l'article 191 de la Constitution, cet article n'a toutefois pas pour but d'autoriser le législateur à se soustraire aux principes ancrés dans la Constitution lorsqu'il instaure pareille différence de traitement.