3. Indien het derdelanders betreft die door erkende instellingen voor hoger onderwijs willen worden ontvangen, moet een lidstaat die een erkenningsprocedure voor instellingen voor hoger onderwijs heeft ingesteld overeenkomstig artikel 15, aanvragers vrijstellen van het overleggen van een of meer van de documenten of bewijsstukken als bedoeld in lid 1, onder b), c) of d) van dit artikel, in artikel 7, lid 1, onder d), of in artikel 7, lid 2.
3. Un État membre qui a mis en place une procédure d'agrément pour les établissements d'enseignement supérieur conformément à l'article 15 exempte les demandeurs de l'obligation de présenter l'un ou plusieurs des documents ou preuves visés au paragraphe 1, point b), c) ou d), du présent article, à l'article 7, paragraphe 1, point d), ou à l'article 7, paragraphe 2, lorsque les ressortissants de pays tiers sont accueillis par des organismes de recherche agréés.