Het feit dat de verdachte tijdens het vooronderzoek niet over dezelfde middelen beschikt als het openbaar ministerie is op zich niet in strijd met het equality of arms -beginsel, behalve indien dit element de positie van de verdachte dermate zou hebben benadeeld of verzwakt dat de latere procesbehandeling ten gronde daardoor is aangetast en dat er van een eerlijk proces geen sprake meer kan zijn (in die in zie Van den Wyngaert, C. , Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen , Antwerpen, Maklu, 1994, blz. 543).
Le fait que l'inculpé ne dipose pas, durant l'enquête préliminaire, des mêmes moyens que le ministère public n'est pas, en soi, contraire au principe de l'égalité des armes, à moins que cet élément n'ait défavorisé ou affaibli la position de l'inculpé à un point tel que la suite de la procédure n'en ait été profondément affectée et qu'il ne puisse plus être question d'un procès équitable (voir, dans ce sens, Van den Wyngaert, C. , Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen , Anvers, Maklu, 1994, p. 543).