Vertaling van "hypothecaire leningen bekrachtigd " (Nederlands → Frans) :

TERMINOLOGIE

hypothecaire leningen
crédits /prêts hypothécaires

hypothecaire leningen | hypotheekleningen | hypotheken
prêts hypothécaires | prêts immobiliers

documenten van hypothecaire leningen onderzoeken | documenten van hypotheekleningen onderzoeken
examiner des documents de prêts hypothécaires | examiner des documents de prêts immobiliers

agrarische hypothecaire leningen
entreprise de prêt hypothécaire agricole

garantie van hypothecaire leningen
entreprise de garantie de prêt hypothécaire

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij de wet van 4 mei 1936, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen.
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 15, alinéa 4, de l'arrêté royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires, confirmé par la loi du 4 mai 1936, posée par la Cour d'appel de Mons.

« Schendt artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij het enig artikel, 75°, van de wet van 4 mei 1936, het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel zoals bepaald in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het stelt : ` Wanneer [.] een tussenkomende partij of een reconstituerende derde, om welke reden ook, in gebreke blijft, is de schuldenaar ertoe gehouden aan de schuldeiser de sommen terug te betalen die deze niet heeft kunnen invorderen, doch alleen na uitputting van alle rechtsmiddelen, welke de schuldeiser zou kunnen doen gelden tegen deze tussenkomende partij of deze reconstituerende derde, zowel op grond van eigen rechten als van die waarin hij getreden is '?
« En ce qu'il prévoit que ` si une partie intervenante ou un tiers reconstituant font défaut, pour quelque raison que ce soit, l'emprunteur est tenu de rembourser au prêteur les sommes que celui-ci n'aurait pas pu recouvrer, mais seulement après épuisement de tous les recours que le prêteur pourrait faire valoir contre cette partie intervenante ou ce tiers reconstituant, tant à raison de ses droits propres que de ceux dans lesquels il se trouve subrogé ', l'article 15, alinéa 4, de l'arrêté royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires, confirmé par l'article unique, 75°, de la loi du 4 mai 1936, viole-t-il le principe d'égalité et de non-discrimination tel que défini par les articles 10 et 11 de la Constitution ?

Artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij het enig artikel van de wet van 4 mei 1936, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
L'article 15, alinéa 4, de l'arrêté royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires, confirmé par l'article unique de la loi du 4 mai 1936, ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution.

De prejudiciële vraag betreft artikel 15 van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij het enig artikel van de wet van 4 mei 1936.
La question préjudicielle porte sur l'article 15 de l'arrêté royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires, confirmé par la loi du 4 mai 1936.

« Schendt artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij het enig artikel, 75°, van de wet van 4 mei 1936, het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel zoals geponeerd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het stelt : " Wanneer (..) een tussenkomende partij of een reconstituerende derde, om welke reden ook, in gebreke blijft, is de schuldenaar ertoe gehouden aan de schuldeiser de sommen terug te betalen die deze niet heeft kunnen invorderen, doch alleen na uitputting van alle rechtsmiddelen, welke de schuldeiser zou kunnen doen gelden tegen deze tussenkomende partij of deze reconstituerende derde, zowel op grond van eigen rechten als van die waarin hij getreden is" ?
« En ce qu'il prévoit que " si une partie intervenante ou un tiers reconstituant font défaut, pour quelque raison que ce soit, l'emprunteur est tenu de rembourser au prêteur les sommes que celui-ci n'aurait pas pu recouvrer, mais seulement après épuisement de tous les recours que le prêteur pourrait faire valoir contre cette partie intervenante ou ce tiers reconstituant, tant à raison de ses droits propres que de ceux dans lesquels il se trouve subrogé ', l'article 15, alinéa 4, de l'arrêté royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires, confirmé par l'article unique, 75°, de la loi du 4 mai 1936, viole-t-il le principe d'égalité et de non-discrimination tel que défini par les articles 10 et 11 de la Constitution" ?

het arrest nr. 139/2001, uitgesproken op 6 november 2001, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, bekrachtigd bij de wet van 4 mei 1936, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen (rolnummer 1969);
l'arrêt n° 139/2001, rendu le 6 novembre 2001, en cause la question préjudicielle relative à l'article 15, alinéa 4, de l'arrêté royal n° 225 du 7 janvier 1936 réglementant les prêts hypothécaires et organisant le contrôle des entreprises de prêts hypothécaires, confirmé par la loi du 4 mai 1936, posée par la Cour d'appel de Mons (numéro du rôle 1969) ;