De Ministerraad voert aan dat de Grondwetgever, met het aannemen van artikel 151 van de Grondwet op een ogenblik - 20 november 1998 - dat de Raad van State alleen bevoegd was ten aanzien van de akten en beslissingen van uitsluitend de administratieve overheden, en bijgevolg niet ten aanzien van die van d
e Hoge Raad voor de Justitie, impliciet maar zeker heeft beoogd dat de akten en beslissingen waarmee die laatste de in artikel 151, § 3, van de Grondwet opgesomde bevoegdheden uitoefent, niet het voorwerp kunnen uitmaken van een beroep tot nietigverklaring voor de Raad van State; het Hof zou niet bevoegd zijn om zich over een keuze van d
...[+++]e Grondwetgever uit te spreken.
Le Conseil des ministres soutient que le Constituant, en adoptant l'article 151 de la Constitution à un moment - le 20 novembre 1998 - où le Conseil d'Etat n'était compétent qu'à l'égard des actes et décisions des seules autorités administratives, à l'exclusion par conséquent du Conseil supérieur de la Justice, a implicitement mais certainement entendu que les actes et décisions par lesquels celui-ci exerce les compétences énumérées à l'article 151, § 3, de la Constitution ne puissent faire l'objet d'un recours en annulation devant le Conseil d'Etat; la Cour ne serait pas compétente pour se prononcer sur une option du Constituant.