1. Bij de vaststelling en uitvoering van maritieme ruimtelijke ordening stellen de lidstaten maritieme ruimtelijkeordeningsplannen op waarin de ruimtelijke en temporele verdeling van bestaande en toekomstige activiteiten en toepassingen in de mariene wateren in kaart worden gebracht, teneinde bij te dragen aan de in artikel 5 omschreven doelstellingen.
1. Lorsqu'ils établissent et mettent en œuvre la planification de l'espace maritime, les États membres mettent en place des programmes de planification de l'espace maritime qui déterminent la répartition réelle et potentielle des activités concernées existantes et futures, et des utilisations dans les eaux marines afin de contribuer aux objectifs fixés dans l'article 5.