In de derde prejudiciële vraag wordt het Hof gevraagd naar de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inza
ke burgerrechten en politieke rechten, van artikel 1410, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat het de instellingen die sociale uitkeringen uitbetalen (te dezen gewaarborgde gezinsbijslag) toestaat te beslissen of de begunsti
gde te goeder of te kwader trouw is, ...[+++] en vervolgens, zonder voorafgaande beoordeling van de rechter, over te gaan tot terugvordering bij wege van gehele of gedeeltelijke inhouding van de maandelijkse afbetalingen tot de volledige teruggave.
La troisième question préjudicielle interroge la Cour sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention europée
nne des droits de l'homme et l'article 14 du Pacte international relatif a
ux droits civils et politiques, de l'article 1410, § 4, du Code judiciaire, interprété comme autorisant des organismes prestataires d'allocations sociales (en l'espèce des prestations familiales garanties) à décider la bonne ou la mauvaise foi du bénéficiaire, puis ensuite, sans préalable appr
...[+++]éciation par le juge, à mettre en oeuvre la récupération par voie de retenue intégrale ou partielle des mensualités à échoir jusqu'à la complète restitution.