Uit artikel 13, lid 2, van de voormelde richtlijn 2004/38/EG vloeit voort dat de lidstaten erin kunnen voorzien, in sommige gevallen en onder sommige voorwaarden, een einde te maken aan het verblijfsrecht van de familieleden van een burger van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat hebben, zolang zij geen duurzaam verblijfsrecht hebben verworven.
Il découle de l'article 13.2 de la directive 2004/38/CE précitée que les Etats membres peuvent prévoir de mettre fin au droit de séjour des membres de la famille d'un citoyen de l'Union qui n'ont pas la nationalité d'un Etat membre, dans certaines hypothèses et à certaines conditions, tant qu'ils n'ont pas acquis un droit de séjour permanent.