20. wijst erop dat de Rekenkamer op basis van zijn controles het meest waarschijnlijke foutenpercentage vaststelt, dat in 2011 3,9% voor betalingen bedroeg, dat de Rekenkamer op basis van internationale normen voor de goedkeuring van rekeningen een materialiteitsdrempel van 2% toepast als het algemeen aanvaardbare foutenpercentage, en dat de Rekenkamer, indien het meest waarschijnlijke foutenpercentage de drempel overschrijdt, een afkeurend oordeel velt;
20. souligne que la Cour établit, sur la base de ses audits, le taux d'erreur le plus probable, qui s'élevait en 2011 à 3,9 % pour les paiements; souligne que, sur la base de normes internationales d'audit, la Cour des comptes utilise un seuil de signification de 2 % comme taux d'erreur généralement acceptable et que, si le taux d'erreur le plus probable dépassait ce seuil, la Cour rendrait une opinion défavorable;