Bij beschikking van 3 oktober 2001 heeft het Hof de zaken in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 23 oktober 2001 na de partijen te hebben uitgenodigd zich ter zitting nader te verklaren over de mogelijkheid voor de partijen in de zaak nr. 2139, door het Hof samengevoegd met de zaken nrs. 1981 en 2002, om te antwoorden op de in die laatste zaken aangevoerde argumenten terwijl de termijnen voor het indienen van memories waren verstreken, en over de weerslag van de wet van 2 januari 2001 (zaak nr. 2139) op het belang de wet van 24 december 1999 aan te vechten (zaken nrs. 1981 en 2002).
Par ordonnance du 3 octobre 2001, la Cour a déclaré les affaires en état et fixé l'audience au 23 octobre 2001 après avoir invité les parties à s'expliquer à l'audience sur la possibilité pour les parties dans l'affaire n° 2139, affaire jointe par la Cour aux affaires n 1981 et 2002, de répondre aux arguments invoqués dans ces dernières affaires alors que les délais d'introduction des mémoires dans ces affaires étaient expirés, et sur l'incidence de la loi du 2 janvier 2001 (affaire n° 2139) sur l'intérêt à agir contre la loi du 24 décembre 1999 (affaires n 1981 et 2002).