Zonder dat het noodzakelijk is zich af te vragen of het voor de verwijzende rechter hangende geschil betrekking heeft op een recht, dat - wat meer is - van burgerlijke aard is, in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voo
r de rechten van de mens (zie in dat verband echter EHRM, grote kamer, 19 oktober 2005, Roche t. Verenigd Koninkrijk, §§ 116 e.v.; beslissing, 13 oktober 2009, Panjeheighalehei t. Denema
rken), volstaat het immers vast te stellen dat het door dat artikel gewaarborgde recht op toegang tot de rechter niet absolu
...[+++]ut is en, zoals in B.12 in herinnering is gebracht, impliciet aanvaarde grenzen kent.Sans qu'il soit nécessaire de s'interroger sur le point de savoir s
i le litige pendant devant le juge a quo porte sur un droit, qui plus est d
e nature civile, au sens de l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme (à ce sujet, voy. toutefois, CEDH, grande chambre, 19 octobre 2005, Roche c. Royaume-Uni, §§ 116 et sv.; décision, 13 octobre 2009, Panjeheighalehei c. Danemark), il suffit en effet de constater que le droit d'accès au juge, garanti par cet article, n'est pas absolu et connaît, comme il a été rappelé en B.
...[+++]12, des limites implicitement admises.